Na zijn studie filosofie kwam Alex met een kleine omweg bij Vellekoop & Meesters terecht, waar hij nu zo’n twee jaar als adviseur werkt. In die functie onderzoekt Alex welke informatie medewerkers nodig hebben om hun werk goed te kunnen doen. Op dit moment doet hij dat bij het RIVM, waar hij zich het domein infectieziektenbestrijding in korte tijd eigen heeft gemaakt. “Je zit diep in de organisatie, daardoor doe je snel veel specialistische kennis op.”
Hoe ben je van filosofie bij informatiemanagement terechtgekomen?
Dat lijkt een grotere switch dan het daadwerkelijk is. Bij Vellekoop & Meesters doen we veel analyses, en filosoferen is in feite niets anders dan analyseren. Daarbij is het in mijn werk wel handig dat je affiniteit hebt met IT. In mijn vorige baan werkte ik al zijdelings aan de IT-kant, via via kwam ik zo in gesprek met Vellekoop & Meesters en heb ik uiteindelijk de overstap gemaakt naar consultancy.
Waarom maakte je die switch?
Het eerste contact was al heel bijzonder. Ik werd benaderd door Vellekoop & Meesters, zij wilden wel een kop koffie komen drinken bij mij in Deventer. Maar ik wilde liever de mensen op kantoor spreken, dus ik besloot naar Hoevelaken te gaan. Het geplande half uurtje werd uiteindelijk anderhalf uur, en we doken vrijwel meteen de diepte in. Ik was erg onder de indruk van deze gesprekken. Het kennisniveau en de manier waarop ze veel thema’s in elkaar kunnen integreren maakte dat ik dacht: ik wil mij in dit vakgebied ontwikkelen.
Wat doe je nu precies bij het RIVM?
Ik ben informatiemanager bij het Centrum Infectieziektebestrijding (CIB). Zij monitoren zo’n dertig- tot veertigtal infectieziekten en gebruiken daarvoor meer dan honderd datastromen. Ik help onderzoekers daarin met hun informatiebehoeften. Ze onderzoeken allemaal op hun eigen manier, maar toch zijn er patronen. Ze doen allemaal dataverzameling, dataverwerking, analyse en opslag. Op verschillende niveaus kun je dat generiek ondersteunen. Ik help daarbij met het vertalen van hun behoeften en werk uit wat een systeem moet kunnen. Dat kan vervolgens gebouwd worden door een IT-organisatie. Ik richt me dus vooral op de vraag: wat heb je nodig en waarom?
En het leukste aan dit werk?
Dat je heel diep in de materie van de organisatie zit, daardoor krijg je snel veel specialistische kennis. Ik weet nu allerlei dingen over infectieziektebestrijding – dingen waarvan je denkt ‘hoe dan?‘. Als je puur en alleen in de IT werkt als ontwikkelaar, dan krijg je informatie en maak je een applicatie. Bij ons draait het juist om de combinatie IT én inhoud. Je moet snappen hoe het werk van een ander eruitziet, je het domein eigen maken. Als je echt kwaliteit wil leveren, dan moet je tot in de kern snappen wat mensen doen – en wat ze nodig hebben om dat goed te kunnen doen.
Hoe vind je het om aan projecten voor de overheid te werken?
Het is fijn dat je werkt aan iets waarvan je weet dat het maatschappelijke waarde heeft. Als ik de infectieziektebestrijding maar een paar procent beter kan laten functioneren, dan geeft mij dat meer voldoening dan wanneer ik dat bij een commercieel bedrijf bereik. Er zitten ook veel meer facetten aan: de overheidsuitvoeringsorganisaties hebben een speciale taak die niet makkelijk is en daarom ook niet aan de markt kan worden overgelaten. Je hebt te maken met een ‘wicked problem‘, die complexiteit maakt het werk heel interessant.
Werk je altijd vanuit het RIVM?
Nee, ik werk deels op kantoor bij het RIVM, maar ook bij Vellekoop & Meesters. Soms werk ik thuis en op donderdag is het mijn papadag. Binnen onze organisatie heeft iedereen naast zijn eigen opdracht ook nog een andere verantwoordelijkheid. Met andere collega’s ben ik verantwoordelijk voor accountmanagement, deze werkzaamheden doen we als we op kantoor zijn. Zo draagt iedereen bij aan de organisatie, dat vind ik ook leuk om te doen.
Hoe zou je je Vellekoop & Meesters collega’s omschrijven?
We gaan echt met elkaar om als familie. Dat zie je terug in onze ‘rituelen’: we werken sowieso elke twee weken op vrijdag samen op kantoor, gaan jaarlijks een weekend weg en hebben een kerstdiner met alle partners erbij. Maar ook aan de lunchtafel zijn we net een echte familie: soms zijn we wat plagerig of discussiëren we over de actualiteiten. En als er iets speelt in de privésfeer, bellen we elkaar op en vragen we of we iets kunnen betekenen. We zijn echt betrokken, niet alleen bij elkaars opdrachten.
Ook is het bijzonder dat er veel ruimte gegeven wordt voor persoonlijke ontwikkeling. Als ik een tijdje geen cursussen heb gedaan, kan het zijn dat een partner vraagt: “moet je niet weer eens een cursus gaan doen?”. Daar wordt alle ruimte voor gegeven. Zo zijn er collega’s die juridische opleidingen hebben gevolgd of criminologie zijn gaan studeren – zolang het bijdraagt aan de bedrijfsdoelstellingen, kan het allemaal.
